We zijn in de klas volop aan het werken rond de jeugdboekenmaand. Het thema ‘Helden en Schurken’ is een dankbaar en tegelijk een actueel thema…
Een tijdje geleden schreven de zesdeklassers een verhaal over helden of schurken. Zo gingen we op zoek naar junior journalisten. Deze verhalen werden doorgestuurd naar het Davidsfonds. Een jury heeft al onze opstelletjes gelezen. En weet je? Lina viel in de prijzen! Dikke proficiat Lina! We laten jullie meegenieten van haar verhaal. Veel leesplezier!

Helden en Schurken door Lina De Breuck
Op het einde van de straat, in het huis waar niemand ooit licht heeft zien branden, ooit iets heeft zien bewegen of ooit iemand aanwezig gezien… “In dat huis woont niemand”. Of dat is toch wat de mensen denken. In het huis met de vol mos begroeide dakpannen, de helemaal afgebladerde schuur, de met planten begroeide muren, woonde wel degelijk iemand. Iemand zonder vrienden of familie. Het enige wat deze man heeft is een zwaar verleden.
Als je genoeg moed had om je oor tegen de versleten deurwand te leggen, hoorde je enge geluiden. Heel felle vlijmscherpe geluiden die als een speer door je hoofd gaan en een koude rilling achterlaten. De enkelingen die het toch durfden om het voortuintje dat meer weg had van een jungle te betreden, rende schreeuwend weg.
Maar toen ze thuis kwamen en hun bizarre verhaal vertelden, geloofde niemand hun.
De persoon binnen leefde al jaren met een groot geheim Een geheim dat eigenlijk heel de wereld wist.
Lang geleden werd er een kind geboren genaamd Yorrie. Hij was een held. Vanaf de eerste schreeuw uit zijn kleine mondje kon je al horen: “ik ben een held!” Het was ook zo, Yorrie versloeg de ene na de andere schurk. Het ging te goed, te goed om waar te zijn. En het liep hem fataal af. Toen hij Deft moest verslaan liep het mis.
Deft had al duizenden mensen en miljoenen kinderen ontvoerd. Wat hij met deze deed wist geen enkel persoon, maar niemand van de slachtoffers is teruggekomen of teruggevonden.
Hier moest een eind aan komen. Dat kwam er, maar op de verkeerde manier.
Deft en Yorrie: kwaad tegen goed. Ze stonden oog in oog over elkaar, zwaarden gereed. Het duurde niet lang of het gevecht barstte los.
Het zwaard van Deft haalde met een cirkelvormige draai richting Yorrie’s zij. Die actie werd hardhandig tegengehouden door een zilveren zwaard met gouden accenten van Yorrie.
Het gevecht leek wel eeuwen te duren. Alsof ze even sterk waren en er niemand kon winnen. Toen Yorrie zijn aanval inzette kwam het zwaard in volle snelheid naar zijn tegenstanders voorhoofd. Abruptheid en snelheid dat was wat er nodig was om een schurk te verslaan. Het zilveren zwaard kaatste tegen Defts hersens. Er kwam bloed, veel bloed. Yorrie wou het bloed tegenhouden. Hij raakte het aan. Hij raakte het bloed aan en er kwam een golf van energie door zijn lijf. Die energie startte bij zijn vinger waarmee hij het bloed had aangeraakt. Deze energie ging door tot zijn schouders naar zijn eigen hersens. Daar stopte de golf, maar het gevoel bleef. Er bleef energie door zijn lichaam stromen.
Het golvende gevoel was beter dan wat dan ook. Beter dan het gevoel dat hij kreeg als hij een andere schurk versloeg. Het gevoel was veel beter. Hij voelde macht.
Maar hij voelde ook de drang om iemand te ontvoeren of te vermoorden. Hij vond het een geweldig gevoel. Zijn gedachten waren even helemaal weg.
Hij voelde alleen macht.
Na een paar minuten kwam hij weer even bij zijn positieve en bedacht zich dat wat hij voelde niet kon. Hij was een held en hij moest mensen redden. Achter zijn gevecht met Deft liep het mis, hij dacht alleen maar aan dingen die niet mochten. Het klopte niet en hij besloot een drastische beslissing te nemen. Hij sloot zichzelf op in zijn huis voor eeuwig tot hij uithongerde. Nooit is hij ook maar één keer naar buiten geweest.
Jaren verstreken maar hij kreeg nooit honger.
Stilaan werd hij gek van frustratie, Yorrie dacht alleen maar aan dingen die niet bij hem hoorde. Hij was zichzelf niet meer. Hij had de krachten van Deft. Hij had niet alleen de krachten van zijn vijand, hij had ook de gedachten van zijn vijand en de gevoelens.
Toen hij zo depressief werd dat hij het zonlicht intrad en het geluk van de mensen weer voelde, sprankelde hij. Hij sprankelde van al het moois in de wereld. Zijn hoofd was misschien niet meer in orde, maar het geluk dat hij kon voelen was magisch.
Hij sprankelde, hij sprankelde weg. Langzaam viel hij uiteen en vloog hij als korreltjes geluk weg. Maar niemand zag het want hij was helemaal onzichtbaar. Het was geen leven meer in dat huis. Hij sprankelde naar de plek waar hij zichzelf in bedwang kon houden. Het hoorde zo. De tijd was aangebroken dat hij alles van zichzelf had gegeven wat mogelijk was. Er moest een tijd komen dat hij naar een plek ging waar hij kon uitrusten en waar hij wel een goed mens kon zijn.